Legal insight

P.J. AERTS, “Class action” binnenkort ook in België mogelijk”, ODC Newsletter, April 2014

Er is jaren over gedebatteerd, en wetsontwerpen kwamen en gingen. Met de finale goedkeuring door de Senaat op 20 maart 2014 van een ‘Wetsontwerp tot invoeging van titel 2 “Rechtsvordering tot collectief herstel” in boek XVII “Bijzondere gerechtelijke procedures” van het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XVII in boek I van het Wetboek van economisch recht’, heeft de Belgische wetgever finaal een eigen vorm van “class action” ingevoerd. Het wetgevend initiatief beoogt een betere naleving en verdediging van de rechten van de consument. Hieronder zetten wij een aantal van de belangrijkste nieuwigheden op een rij.

Situering

Er is jaren over gedebatteerd, en wetsontwerpen kwamen en gingen. Met de finale goedkeuring door de Senaat op 20 maart 2014 van een ‘Wetsontwerp tot invoeging van titel 2 “Rechtsvordering tot collectief herstel” in boek XVII “Bijzondere gerechtelijke procedures” van het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XVII in boek I van het Wetboek van economisch recht’, heeft de Belgische wetgever finaal een eigen vorm van “class action” ingevoerd. Het wetgevend initiatief beoogt een betere naleving en verdediging van de rechten van de consument. Hieronder zetten wij een aantal van de belangrijkste nieuwigheden op een rij.

 

De rechtsvordering tot collectief herstel laat toe dat een zogenaamde “groepsvertegenwoordiger” een vordering instelt namens een groep consumenten, waarbij de vordering ertoe strekt specifieke schade te vergoeden, die die consumenten lijden als gevolg van specifiek ongeoorloofd gedrag van ondernemingen. Hierbij valt onmiddellijk op dat de vordering dus enkel namens een groep “consumenten” zal kunnen ingesteld worden. Het gecreëerde wettelijk kader biedt geen ruimte voor het instellen van collectieve herstelvorderingen in een B2B-context.

 

De groepsvertegenwoordiger zal dus individuele consumenten vertegenwoordigen, die zelf geen partij zullen zijn bij de gevoerde procedure. Als groepsvertegenwoordigers zullen onder meer kunnen optreden, verenigingen ter verdediging van de consumentenbelangen, mits deze rechtspersoonlijkheid hebben en voor zover zij hetzij in de Raad voor Verbruik zijn vertegenwoordigd, hetzij ad hoc door de Minister van Economie zijn erkend, alsook andere erkende verenigingen met rechtspersoonlijkheid, die minstens 3 jaar voor het instellen van de vordering zijn opgericht, en waarvan het maatschappelijk doel rechtstreeks in verband staat met de collectieve schade die door de groep is geleden. Voorwaarde voor erkenning is wel dat dergelijke vereniging niet op duurzame wijze een economisch doel nastreeft.

 

Niet alle schade komt voor vergoeding via de rechtsvordering tot collectief herstel in aanmerking. De vordering kan slechts vergoeding van schade beogen, die het gevolg is van een contractuele wanprestatie of van een inbreuk op limitatief omschreven Europese of Belgische rechtsregels. Deze wetgeving situeert zich onder meer op het gebied van de bescherming van de vrije mededinging, de productveiligheid, de betalings- en kredietdiensten, de eerlijke marktpraktijken, de regeling van de energiemarkten, en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

 

Verder opmerkelijk is dat enkel de Brusselse rechtbanken bevoegd zullen zijn om van rechtsvorderingen tot collectief herstel kennis te nemen.

 

De wetgever heeft voor het overige op vrij uitvoerige wijze diverse procedurele aspecten geregeld.

In een eerste fase dient de gevatte rechter de ontvankelijkheid van de vordering te beoordelen: dit omvat zowel de beoordeling van de vereisten gesteld aan de hoedanigheid van  groepsvertegenwoordiger, als het beantwoorden van de vraag of de rechtsvordering tot collectief herstel vanuit efficiëntie-oogpunt de voorkeur verdient boven het instellen van gemeenrechtelijke (individuele) vorderingen. In deze fase van de procedure dient de rechter zich ook uit te spreken over de groepsvorming , en moet hij kiezen tussen een systeem van “opt-in“ of “opt-out”. In een “opt-in” zullen individuele consumenten uitdrukkelijk moeten aangeven toe te willen treden tot de groep om er deel van uit te kunnen maken en om in een latere fase desgevallend aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding, terwijl in een “opt-out” systeem elke consument die binnen de beschrijving van de groep valt, er deel van uit maakt, tenzij hij of zij uitdrukkelijk verklaart geen deel uit te willen maken van de groep. De wetgever legt in bepaalde gevallen de rechter de verplichting op om voor een “opt–in” te kiezen. Om individuele consumenten vervolgens in de gelegenheid te stellen zich al dan niet in de groep te laten registreren of eruit te treden (al naar gelang het systeem door de rechtbank vastgelegd), dient het tussenvonnis gepubliceerd te worden in het Belgisch Staatsblad en op de website van de FOD Economie. De termijn die aldus aan individuele consumenten wordt gelaten om hun keuze kenbaar te maken, dient minstens dertig dagen te bedragen.

 

In een volgende fase volgt dan een verplichte “cooling-off”, waar de groepsvertegenwoordiger en de verwerende onderneming(en) onderhandelingen aanvatten met het oog op het sluiten van een minnelijk akkoord. De onderhandelingsfase dient minstens drie maanden te duren; zij mag niet op langer dan 6 maanden worden vastgesteld. Indien de onderhandelingen tot een akkoord leiden, dient het door de rechtbank te worden gehomologeerd, in welk geval het akkoord bindend is voor alle leden van de groep. Bij onsuccesvolle onderhandelingen wordt de vordering verder volgens de klassieke procedureregels voor de rechtbank gevoerd.

 

Ongeacht of er een schadevergoeding wordt toegekend ingevolge een akkoord of ingevolge een klassiek vonnis, dient de rechtbank nadien een schadeafwikkelaar aan te stellen. Deze gerechtelijke mandataris is dan belast met het opmaken van de definitieve lijst van consumenten die voor schadevergoeding in aanmerking komen (alle betrokkenen kunnen in deze fase nog de opname of het weglaten van een specifieke consument betwisten, in welk geval de(zelfde) rechtbank definitief uitspraak dient te doen). De schadeafwikkelaar is eveneens belast met het uitkeren van de in het vonnis of in het gehomologeerde akkoord toegekende schadevergoedingen.

 

Normaliter treedt de nieuwe wet in werking vanaf 1 september 2014. Zij zal enkel kunnen aangewend worden voor schadegevallen die zich voordoen na haar inwerkingtreding.