Legal insight

K. DE CREUS, “Een nieuwe stuitingsgrond voor verjaring”, ODC Newsletter, November 2013

De Wet van 23 mei 2013 tot wijziging van artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek creëert een nieuwe stuitingsgrond voor verjaring. “Stuiting” betekent dat de verjaringstermijn door de stuitende handeling opnieuw begint te lopen. Conform het oude artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek kon enkel een dagvaarding voor het gerecht, een bevel tot betaling, of een beslag, betekend aan de schuldenaar, de burgerlijke verjaring van een rechtsvordering stuiten.

De Wet van 23 mei 2013 tot wijziging van artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek creëert een nieuwe stuitingsgrond voor verjaring. “Stuiting” betekent dat de verjaringstermijn door de stuitende handeling opnieuw begint te lopen. Conform het oude artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek kon enkel een dagvaarding voor het gerecht, een bevel tot betaling, of een beslag, betekend aan de schuldenaar, de burgerlijke verjaring van een rechtsvordering stuiten. Conform het nieuwe artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek kan een ingebrekestelling door de advocaat van de schuldeiser onder bepaalde voorwaarden een verjaringstuitende werking hebben. Hetzelfde geldt voor de ingebrekestelling door een gerechtsdeurwaarder en door iedereen die in rechte mag verschijnen namens de schuldeisers. Het gaat dan bijvoorbeeld om vakbondsafgevaardigden of afgevaardigden van een maatschappelijke organisatie.

 

De ingebrekestelling stuit de verjaring. Ze doet een nieuwe verjaringstermijn ingaan. Die nieuwe verjaringstermijn is in principe wel beperkt tot één jaar. Er zijn wel twee bijzondere gevallen: (i) de verjaring kan in geen geval verjaren vóór de vervaldag van de initiële verjaringstermijn, en (ii) als de wettelijke verjaringstermijn minder dan één jaar bedraagt, heeft de verlenging dezelfde duur als die termijn.

 

De stuitende werking geldt ten aanzien van schuldenaars met woonplaats, verblijfplaats of maatschappelijke zetel in België.

 

De verjaring kan maar één keer gestuit worden via een ingebrekestelling. Andere stuitingsgronden kunnen uiteraard wel nog worden ingeroepen.

 

Om stuitend te zijn, moet de ingebrekestelling aan strikte inhoudelijke eisen voldoen, waaronder een nauwkeurige omschrijving bevatten van de verbintenis die de schuldvordering heeft doen ontstaan, een verantwoording van de geëiste bedragen (inclusief schadevergoeding en verwijlinteresten), de termijn vermelden die de schuldenaar heeft om zijn verbintenissen na te komen voor er verdere invorderingsmaatregelen worden genomen, alsook melding maken van het gegeven dat de ingebrekestelling de verjaring stuit…

 

De stuiting gaat in op het ogenblik van de verzending van de ingebrekestelling bij aangetekende brief met ontvangstbewijs. Wie de ingebrekestelling verstuurt, gaat na of de persoonsgegevens van de schuldenaar correct zijn. Dat moet gebeuren aan de hand van een administratief document van maximaal één maand oud. Als de gekende verblijfplaats verschilt van de woonplaats, gaat er een kopie van de aangetekende zending naar de verblijfplaats.